over de Nederlandse informele kunst

Laatst bezocht ik met een paar vrienden een expositie over de ‘Informelen’ in het Armandomuseum te Amersfoort. Naast wat schilderijen van Henk Peeters, Jan Schoonhoven, Bram Bogart, Jan Henderikse en Kees van Bohemen hing er voornamelijk werk van Armando, en wel zijn ‘Peintures criminelles’ uit zijn informele periode.

De ‘Informele’ groep bestaande uit Armando, Henk Peeters, Jan Schoonhoven, Jan Henderikse en Kees van Bohemen ontstond in 1958. Een van de belangrijkste credo’s is het oplossen van de vorm vanwege de ‘grotere mogelijkheid om tot een objectief neutrale uiting van algemene geldigheid te komen’. Later hebben Armando, Henk Peeters, Jan Henderikse en Jan Schoonhoven zich van Informeel veranderd tot de ‘Nulbeweging’. De term ‘Informele Kunst’ wordt in 1951 gebruikt door de criticus Michel Tapie voor een geheel van Cobra, lyrische abstractie, action painting en materiewerk. Een aantal algemene ‘informele’ opvattingen zijn: geen rationele benadering, geen vooropgezet plan, geen schoonheidsideaal, maar juist ruimtelijkheid en vormloosheid.

De ‘Informelen’ in Nederland zijn ruimer op te vatten dan genoemde ‘Informele groep’. Je zou de ‘Informelen’ kunnen zien als een losse groep, ‘tussen Cobra en Zero’, min of meer voortgekomen uit de ‘Liga Nieuwe Beelden’. Deze Liga, die jaarlijks in het Stedelijk Museum exposeerde, werd aanvankelijk overheersd door ‘geometrisch-abstracten’. Hiertegen ontstond verzet van de kant van de ‘vrije abstracten’, o.a. Schoonhoven, Armando, Peeters, Van Bohemen, maar ook Wagemakers, Wim de Haan en Theo Bennes. In de Liga was Cobra nauwelijks vertegenwoordigd, alleen Eugène Brands was lid, en Constant. De Cobra-schilder die nog het meeste invloed had op de jongere generatie was Wolvecamp.

Een van de weinige vaste punten van de ‘Informelen’ was de Galerie . 31 in Dordrecht van Cor de Nobel, van 3-12-’57 tot 31-1-’62, ‘de proeftuin der Informelen’. Cor de Nobel, de eigenaar en galeriehouder, maakte zelf ook materiewerk. Cor de Nobel heeft nu een virtuele galerie. Ook bij de ‘Informelen’ ontstonden verschillende groepen, de meer geëngageerden zoals Peeters, en ‘Theo Bennes en de Chinezen’. In april 1961 had Theo Bennes de groep OEKWA opgericht. Hiervan werden naast Cor de Nobel o.a. lid: Wim de haan, Wim Heesen, Peter Royen en Theo Kemp. Dit waren kunstenaars ‘met spiritualistische denkbeelden die zich distantieerden van de Informelen wegens hun ‘nihilistische karakter en oppervlakkigheid’. ‘ Geestelijke waarden, het onbewuste en intuïtieve, Zen en mystiek’ kwamen bij hen vooraan. ‘I Tjing en Suzuki lagen daar op tafel’. In november ’61 ontstond hieruit de groep Europa. Bij de groep van Bennes, De Nobel, De Haan, Heesen, Royen en Kemp hadden zich nu Duitsers als Lothar Quinte, W. Menne en H. Zangs aangesloten, en de Oostenrijkers Markus Prachensky en Arnulf Rainer. Ook Hans Wesseling kwam bij de groep als tekstschrijver, later een deskundige op het gebied van yoga en meditatie in ‘De Kosmos’in Amsterdam. De groep had een spiritueel ideaal, namelijk ‘de logica van de “derde realiteit” waarin alle bestaande tegenstellingen werden opgeheven’. Dit werd hun programma.

Deze groepen, OEKWA en Europa hebben beide in 1961 in Galerie . 31 in Dordrecht geëxposeerd. In 1959 en 1960 hadden er ook al groepen ‘Informelen’ geëxposeerd, respectievelijk Atol (Roger Chailloux, Gerard Verdijk, Hans van der Lek, Aat Verhoog en Henk de Vries), en Nada ( Rik van Bentum, Ted Felen, Mark Brusse, en Klaas Gubbels). Dit waren groepen zonder programma, maar met een manager, te weten F.A.Becht respectievelijk J. van Nieuwenhuizen. Toen Cor de Nobel in januari 1962 verdween hield de Galerie op te bestaan in deze vorm. In 1961 is er al een manifest tegen de Informele Kunst, van Sleutelaar en Vaandrager. De ‘Informelen’ houden dat jaar als groep op te bestaan. Dan verschijnt in 1961 het eerste nummer van’Nul=0’ onder redactie van Armando, Henk Peeters en Herman de Vries. En in 1962 wordt in het Stedelijk Museum de tentoonstelling ‘Nul’ gehouden, met naast werk van Armando, Henderikse, Peeters en Schoonhoven werk van o.a. Fontana, Manzoni, Bury, Arman, Piene en Uecker.

Persoonlijk spreken de ‘Informelen’ met hun werk mij erg aan. Ik houd wel van de materie, de vlekken, het rommelige en ongeordende, het toevallige en intuïtieve, en het grafische daarin. Misschien draagt hiertoe bij dat in ‘61/62 toen ik 14/15 jaar was het blaadje van het Cultureel Jeugdpaspoort hiermee nogal vol stond, o.a. het werk van Roger Chailloux. Mij is het werk van Nul en Zero wat te glad, steriel en geordend.

(Afbeeldingen:
Armando, Peinture criminelle,1956
Cor de Nobel, Hiroshima, 1959
Jan Schoonhoven, ‘Ippolito’/ Construction Detruite, 1958)

Citaat van Wim de Haan:
‘Mijn kunst is de neerslag van ervaringen… Het is een stuk ervaringswereld die je probeert te sublimeren in een bepaalde ruimtelijke werking. Het is een realistische kunst, ik gebruik tenslotte dingen die de mensen hebben  voortgebracht. De dingen (die ik gebruik) hebben altijd bestaan of zijn in ieder geval een tijd geleden al gemaakt. Ik rangschik ze in bewegingen, in richtingen. Zo mis ik soms een bepaalde vorm of richting, een stok of een ijzeren voorwerp in een constructie, dan wacht ik tot ik het vind. Ik ben nooit zover met mijn gedachten vooruit dat ik precies weet wat erin moet. Je hebt een idee en daarvoor maak je een raam. Dan heb je de ruimte vastgelegd. Dan moet je die ruimte vullen, haar expressie geven. En dat gaat onderdeel voor onderdeel’ (1965).’

Literatuur:

Punt 31; een geruchtmakende Dordtse galerie voor moderne kunst 1957-1962, samenstelling en eindredactie I. Voorsteegh, Zwolle, 1990.

De Nieuwe Stijl 1959-1966, Knaap, Marike van der, Amsterdam, 1989.

Meesters der Materie; materieschilderkunst in een internationaal perspectief; met medewerking van Rick Vercauteren, Den Bosch, 1993.

Wim de Haan; redactie: Jan Brand e.a.; met bijdragen van Cees de Boer, Jan Bor, e.a. Zwolle, 1999.

© Ben Vollers