Zoals ik eerst een beeld heb willen schetsen van het reilen en zeilen van de Amerikaanse kunstwereld aan de vooravond van de revolutie van de ‘New York School’, zo zal ik nu proberen abstract-expressionisten als o.a. Clifford Still, Guston, Pollock en Rothko hier in te passen, want ze kwamen wel uit deze kunstwereld voort.
Jackson Pollock studeerde in 1930 aan de ‘Art Students’ League’ in New York bij Benton. In 1936 ging hij werken onder leiding van de Mexikaanse muurschilder Siqueiros en onderging toen tevens de invloed van Picasso, Miro en Masson. Vooral die van Masson is volgens mij van groot belang geweest voor Pollock, en werkte lang door. Daar komt nog bij dat Pollock via Masson het ‘automatisch schrift’ van de surrealisten – vertaald in verf – leerde kennen. Later ontwikkelde hij door het contact met Max Ernst en diens verfspat-experimenten zijn eigen ‘drippings’, ook als een variant van het ‘automatisch schrift’.
Terwijl Pollock in San Francisco Philip Guston op school had leren kennen en bevriend met hem was geraakt, studeerde Clifford Still in 1928/29 ook aan de ‘Art Students’ League’ in New York onder Benton. Maar als ik dan lees dat Still en David Smith ontevreden waren met de steriele en vervreemde Amerikaanse maatschappij, en verder dat Pollock, Still, Kline en De Koning een grote afstand hadden tot het gewone heersende Amerikaanse optimisme, is het niet vreemd dat er bij Pollock en Still sprake is van invloed van Burchfield, en bij Rothko van Hopper. Burchfield en Hopper hebben beiden een melancholische en pessimistische kijk op de Amerikaanse maatschappij, en geen optimistische zoals regionalisten als Benton. Ook Clifford Still keert zich van zijn leermeester af, door niet zoals deze glad te werken, maar met een ‘expressionistische ruwheid’. De modernist Marsden Hartley beïnvloedde zowel Guston als Mark Rothko die óók les kreeg van de modernist Max Weber.
Philip Guston, voor wie Italiaanse schilders als Uccello, Masaccio, Mantegna, Pontormo, en Della Francesca inspiratiebron waren, werkte een tijdje onder de Mexicaan Siqueiros onder andere in Mexico. Hij was in die tijd ook lid van de reeds genoemde marxistische ‘John Reed club’. Wat later leert hij Stuart Davis kennen en het werk van Picasso, Leger en Beckmann, welke schilders in de oorlog zijn leidraad vormden. Eind jaren dertig werd er van hem een sociaal-geëngageerde muurschildering vernield. En ook op doek schilderde hij allerlei progressieve en allegorische voorstellingen, o.a. over de’KuKluxKlan’. Persoonlijk vind ik hem toch duidelijk verwant met iemand als Ben Shahn die hij misschien kende via de muurschilder-projekten of door de ‘John Reed club’. Guston had wat moeite met zijn overgang naar de abstractie. Pas in 1952 begon hij abstract te werken.
Adolph Gottlieb had in New York gestudeerd bij Henri en Sloan, en later was de expressionist Milton Avery zijn mentor. Voor Rothko die met Gottlieb was bevriend werd Avery ‘de brug met Matisse’. Voor Willem de Koning was de modernist Stuart Davis belangrijk, en de aristocratische schilder John D. Graham die contacten had met de avantgarde in Parijs. Ook Arshile Gorky kwam via Graham met de Europese avantgarde in aanraking, zoals de surrealisten.
Tijdens de oorlog ontwikkelden sommige kunstenaars zoals Pollock en Rothkoeen half-abstracte manier van schilderen, waarmee op een min of meer surrealistische wijze allerlei mythische voorstellingen werden weergegeven als overgang naar de abstractie. De titels spreken vaak voor zich, zoals bij Pollock ‘Pasiphae’ uit 1943, ‘Moon-woman’ uit 1942, en ‘The Guardians of the Secret’ uit 1943. Van Rothko ‘Slow swirl at the edge of the sea’ uit 1944, ‘Tiresias’ uit 1944, en ‘Gethsemane’ uit 1945. Van Gottlieb ‘Eyes of Oedipus’ uit 1941. Van Gorky ‘The Liver is the Cock’s Comb’ uit 1944, van Stamos ‘Ancestral Myth’ uit 1947. Van Newman ‘The Death of Euclid’ uit 1947 en van Baziotes ‘Dwarf’ uit 1947 en ‘Zyklop’ uit 1947.
Tenslotte wil ik nog opmerken dat er een groot aantal vriendschapslijnen liepen die de diverse invloeden nog meer verspreidden. Via Graham bijvoorbeeld leerden Willem de Kooning, Gorky en David Smith de kunstenaars Pollock, Gottlieb en Barnet Newman kennen. Newman en Gottlieb waren al met elkaar bevriend vanaf 1923. Gottlieb, Rothko, David Smith en Newman waren dus al onderling met elkaar bevriend. Via David Smith kwam Gorky erbij; via Gottlieb Pollock; en via Rothko Franz Kline. Guston kende Pollock maar ook Rothko, Gottlieb, De Koning, en tevens James Brooks en Bradley Walker Tomlin. En via Motherwell kwamen Baziotes, Pollock en Rothko weer in contact met Europese surrealisten als Ernst, Breton, Masson en Tanguy.
Literatuur:
Edward Lucie-Smith. American realism. Londen, 2002.
Tom Armstrong. Amerikanische malerei 1930-1980. Munchen, 1981.
Gail R. Scott. Marsden Hartley. New York, 1988.
Gail Levin. Twentieth-century American painting. The Thyssen Bornemiszma-collection. Londen, 1987.
David Anfam. Abstract Expressionism. Londen, 1990.
Elisabeth Frank. Jackson Pollock. New York, 1983.
Robert Storr. Philip Guston. New York, 1986.
© Ben Vollers