Terwijl Max Ernst in zijn Dada- en surrealistische periode tot en met de oorlog vrouwen en erotiek in zijn werk een grote rol liet spelen, is daarvan na de oorlog nagenoeg geen sprake.

In deze periode, toen hij samen was met Dorothea Tanning, tot aan zijn dood in 1976, gebruikte hij maar vijf keer het beeld van een vrouw, maar dan wel op groot formaat.

De eerste was ‘De Portugese non’ uit 1950 ( 116 x 89 cm). In hetzelfde jaar maakte hij ook ‘Lente in Parijs’ ( 116 x 89 cm ), in een vormgeving die typerend is voor die tijd compleet met palet. Maar ook is hier de invloed van strips, en volgens sommigen van Picasso te bespeuren. Na tien jaar schilderde hij een vrij groot ‘Portret van Dorothea’ (162 x 131 cm), en twee jaar later het prachtige schilderij ‘De tuin van Frankrijk’. In 1967 kwam Max Ernst met een reprise terug op het in de nazi-periode verloren gegane schilderij, ‘La belle jardiniere’, nu geheten ‘de terugkeer van de schone tuinierster’ ( 164 x 130.5 cm).

In de ‘tuin van Frankrijk’ hanteert Max Ernst een methode van semi-collage en overschildering zoals hij die voor de oorlog had ontwikkeld. Hierbij gebruikt hij als vrouwbeeld de Venus van Cabanel uit 1862.

De ‘Terugkeer van de schone tuinierster’ is in vergelijking met ‘La belle jardiniere’ sterk vereenvoudigd en vager. Daarbij hebben zowel het vrouwenfiguur als de ‘Maori-geest’  geen gezicht, maar de vrouw heeft een soort masker. Een reden hiervoor is misschien dat het oorspronkelijke schilderij (tweede titel:de schepping van Eva)  een ode is aan  Gala Eluard, vrouw van de dichter Paul Eluard met wie Ernst zeer goed bevriend was. Vanaf 1921 had Ernst een paar jaar een heftige relatie met deze vrouw, die na haar scheiding in1930 van Eluard in 1931 huwde met Salvador Dali.

Naast een aantal portretten van haar zijn er ook in die tijd duidelijk een aantal andere werken op haar gestalte geënt, zoals o.a.:

‘La  puberte proche’, 1921
‘Santa conversazione’, 1921
‘Femme chancelante’, 1923
‘One must not see reality as I am’, 1923

Uit het voorafgaande zal het  m.i. duidelijk zijn waarom Ernst, die al sinds 1942 met Dorothea Tanning samen was, terwijl Gala nog steeds leefde met Dali, een anonieme, gemaskerde ‘Belle jardiniere’ wilde maken.

Literatuur:

Spies, W. Max Ernst 1950-1970; die Ruckkehr der schonen Gartnerin. Keulen, 1988.
Spies,W. Max Ernst. Loplop; the artist in the third person. New York, 1983.
Camfield, W.A. Max Ernst; Dada and the dawn of surrealism with an introd.essay by W.Spies and a preface by W. Hopps. Munchen, 1993.

© Ben Vollers